Volwassen mensen die kleiner zijn dan 150 cm heten in de volksmond 'lilliputters'. De geneeskunde spreekt van 'achondroplasten'. Achondroplasie is de meest voorkomende aangeboren botgroeistoornis en kenmerkt zich door de afwezigheid van kraakbeen. En dat terwijl kraakbeen normaal juist zorgt voor de lengtegroei van botten (via de groeischijven aan de uiteinden van de botten).
In Nederland leven een tweeduizend extreem kleine mensen, veelal mensen met achondroplasie, soms ook mensen met verwante stoornissen als pseudo-achondroplasie of hypochondroplasie. In dit boek gaat het om de levensverhalen van extreem kleine mensen. In een twintigtal interviews komen achondroplasten aan het woord over hun afwijking, over de bijkomende handicaps, over het afwijkende van hun leven ('waarom ik?'). Maar ze praten ook over de gewone dingen van het leven: opleiding, carrièrre, relaties, kinderen, kleinkinderen. Kenmerkend is de vraag over nakomelingschap, door elke betrokkene weer anders beantwoord: mag ik een kind op de wereld zetten dat (waarschijnlijk) dezelfde afwijking heeft als ik? Zal mijn kind het mij als ouder ooit verwijten als achondroplast te zijn geboren?
Hoe het ook zij: het leven van een achondroplast wordt bepaald door veel complicaties, die technische en emotionele aanpassingen vergen. Het sociale leven kan niettemin redelijke normaal verlopen.