De ontwikkeling van het taalgebruik is verbonden met de cognitieve, de motorische en de sociaal-emotionele ontwikkeling. Dit proces van in elkaar grijpende factoren is zo gecompliceerd dat er heel verschillende taalproblemen en taalstoornissen kunnen ontstaan. Taalontwikkelingsstoornissen kunnen voor kinderen een ernstige ontwikkelingsbedreiging betekenen. Het kritisch volgen van het normale spraak- en taalverwervingsproces bij kinderen is daarom van groot belang.
Naast de linguïstische, sociale en cognitieve aspecten komen ook de opvoedkundige en logopedische aspecten van de taalontwikkeling aan de orde. Op basis van de literatuur en eigen onderzoek beschrijven Goorhuis en Schaerlaekens de doorsnee-taalverwerving, waarbij zij ook aandacht besteden aan de wijze waarop anderstalige kinderen ingroeien in een tweede taal. Voorts worden taalstoornissen bij onderscheiden groepen kinderen besproken, zoals kinderen met een dysfatische ontwikkeling of een specifieke stoornis en kinderen met een verworven afasie. Ook taalstoornissen ten gevolge van slechthorendheid, mentale retardatie, emotionele ontwikkelingsstoornissen, ernstige afwijkingen aan de spraakorganen en enkele specifieke syndromen krijgen aandacht. De mogelijkheden tot therapie, die medisch, pedagogisch of logopedisch van aard kunnen zijn, worden eveneens besproken. De theorie wordt steeds zo veel mogelijk geïllustreerd met praktijkvoorbeelden. Aldus bieden zij een praktische leidraad aan artsen, logopedisten , taalkundigen, psychologen, pedagogen en anderen die zich beroepsmatig inzetten om de taalverwerving van kinderen te stimuleren en zo nodig te sturen.